Vandaag wou ik jullie voorstellen aan mijn tante Miep.
Vanwege haar rijstijl door onze kinderen ook wel tante Méép Méép genoemd.
Vorige week is zij nog even bij ons langs gewipt.
Er zat een flinke deuk aan de rechterkant van haar trots; een zuurstokroze Roovertje.
Niet haar schuld natuurlijk.
Het is een oud bakkie.
Vorig jaar draaide de motor in elkaar vanwege langdurig olietekort.
Ze kocht geen andere auto, want deze hoort bij haar, zei ze.
Dus heeft ze een nieuwe motor uit Engeland laten komen.
Tante Miep is net zeventig geworden.
Vandaag moest ze naar de keuring, om te kijken of ze haar rijbewijs mag houden.
Ik was benieuwd, dus zojuist heb ik haar even opgebeld.
Hoe is het afgelopen vandaag, tante Miep ?
“Nou, ik zit daar in de wachtkamer, helemaal in m’n eentje, komt ineens een kerel binnen met een oude sloebertrui aan zijn lijf.”
“Dus ik zeg; bent ú de dokter ?”
“Hij zegt hoezo, is dat niet goed dan ?”
“Ik denk ojee, heb ik al weer teveel gezegd.”
“Die kerel ging eerst mijn medicijnen bekijken, die moest ik meenemen.”
“Nouja, toen kregen we het.”
“Mevrouw, u slikt antidepressiva in enorme hoeveelheden.”
“Vijftig milligram is twee keer meer dan normaal wordt voorgeschreven.”
“Daar mag u helemaal niet mee rijden.”
“Dus ik zeg, nou ik rij anders al sinds mijn achttiende helemaal schadevrij.”
“Goh, dat is dus al 52 jaar, zegt hij.”
“Ja, dat heb jij nog niet gepresteerd, zeg ik.”
“Dat vond ie wel lollig.”
“Maar waarom slikt u die troep eigenlijk ?”
“Dus ik zeg; nou omdat ik de meeste mensen klootzakken vind !”
“Nou dat vind ik dus ook, lacht die kerel !”
“Wel 80 procent is klootzakken, zeg ik.”
“Nou volgens mij wel 85 procent, zegt hij.”
“We zaten helemaal op dezelfde frequentie.”
“Vraagt hij ineens, en wat doet u dan, als u depressief daarvan wordt ?”
“Dus ik; nou, vluchten !”
“Ik stap in mijn wagentje en rij naar Maastricht of zo…”
“Dat vond hij prachtig, hij wou wel een keertje met me mee naar Maastricht.”
“Toen moesten mijn ogen worden getest.”
“Ik zag echt helemaal niks.”
“De bovenste regel kon ik niet eens lezen.”
”Volgens hem had ik minstens min vier, maar mijn bril is maar min twee.”
“Wij weer lachen natuurlijk.”
“Gaat hij in mijn oog kijken; er zit iets in uw oog mevrouw.”
“Ja, dat weet ik, dat is een tumor, die zit er al jaren.”
“Of ik daar dan niks aan moest doen.”
“Welnee, dat zit daar best.”
“Ik heb hem verteld dat ik de enige in Nederland ben met dat oog.”
“Dat ik jaren naar Leiden heen en weer ben gereden voor onderzoek.”
“Op het laatst voelde ik me net een proefkonijn, dus toen ben ik daarmee gestopt.”
“Als ze me willen onderzoeken dan komen ze me maar halen !”
“Wij weer lachen met z’n tweetjes !”
“Nou toen ging hij het formulier invullen.”
“Wat schrijft u er nu op dokter, vroeg ik hem.”
“Mevrouw kletsmajoor, zegt hij.”
”Wij weer lachen.”
“Hij heeft me helemaal goedgekeurd.”
“Ik vul een wat lagere dosis in voor uw medicijnen, zei hij.”
“En de rest zullen we maar gewoon vergeten.”
“Nou ja ik naar buiten, hij loopt achter mij aan.”
“Ziet hij mij in m’n autootje stappen, met die enorme deuk natuurlijk.”
“Ik zie ‘m kijken, dus ik zet expres mijn bril niet op.”
“En toen wegscheuren hé, volgas !”
“Je had zijn gezicht moeten zien Rami, ik heb nog nooit zo gelachen.”
Tja.
Volgens mij kan de dosis antidepressiva wel wat omlaag bij Tante Miep.
Recente reacties