De Kleine Vuurvlinder

De Kleine Vuurvlinder (Lycaena phlaeas) doet zijn naam eer aan; het is een kleine opdonder. Misschien kennen jullie ook kleine opdondertjes ? Nou, dan weet je het al; compensatiegedrag.
Bij dit vlindertje is dat duidelijk de opvallende kleur; in het echt is die nog feller dan hier op de foto’s. Ondanks zijn kleine maatje, zie je hem van verre af al zitten.

Klopt die naam wel; Zebrarups ?

De combinatie geel met zwart is een gewilde in het insectenrijk. Vooral wespen en zweefvliegen lusten er wel pap van. Deze rups is van de Jacobsvlinder (Tyria jacobaeae).  Meestal is hij te vinden op zijn waardplant, het Jacobskruiskruid. Het gif dat hij binnenkrijgt van die plant maakt hem oneetbaar. Dat communiceert hij weer met eventuele predatoren door die geel met zwarte kleuren.

Vreemd genoeg wordt hij gezien zijn voorkomen ook wel Zebrarups genoemd. Maar zeg nu zelf; een Zebra is toch zwart en wit ? Die waar ik op oversteek wel tenminste. Zelf vind ik het meer hebben van een tijgerpakje. Dan zou het de Tijgerrups worden.

Hoe langer ik er naar kijk; misschien moet het wel een boevenpakje voorstellen. Hele stripverhalen van Lucky Luke trekken nu aan mijn geestesoog voorbij.

Ik heb het; we noemen hem de Daltonrups. Maar wacht even; daar zijn er meer van. En als ik er dan ééntje van moest kiezen dan wordt het natuurlijk Averell; de jongste en tevens langste Dalton. Die slungelige. Gewoon, omdat hij ook lang is en omdat hij net zoals de rups als voornaamste liefhebberij eten heeft. Oké, we doen het gewoon !

Dag, mooie Averellrups.altons.
Averell is het lievelingetje van Ma Dalton, dit uiteraard zeer tot ongenoegen van zijn broers. Zijn voornaamste liefhebberij is eten (Averell’s bekendste uitspraak is ‘Wanneer eten we?’). Misschien is hij daarom de enige Dalton die goed kan opschieten met
Rataplan.

Engerling van de Grote Spinnende Watertor – echt eng !

Als je mijn blogjes wat vaker leest of bekijkt dan weet je; Ramirezi heeft zijn onderwerpjes graag in de hand. Maar d’r zijn uitzonderingen. De eerste was de Bidsprinkhaan een beestje dat zonder enige twijfel direct de aanval koos zodra je in de buurt kwam. Gisteren kwam ik er weer eentje tegen in het Zwanenwater; volgens mij de engerling (larve van een kever) van de Grote Spinnende Watertor (Hydrophilus piceus). Hij wordt ook wel Pekzwarte Watertor genoemd en is als imago een enorme zwarte glanzende kever, die leeft van plantendelen en waterslakken.

Maar goed, zo ver was het dus nog niet – dit was nog maar een larve. Voorzichtig probeerde ik hem aan het midden van zijn lijf op te pakken, net achter zijn pootjejs. Dat had je gedacht – het beest draaide direct zijn kop naar mijn vingers – en aan die kop zaten behoorlijk gevaarlijk uitziende tangen. Tijdens de tweede poging begon hij zelfs wild te kronkelen en te slaan en ik had het idee dat hij me maar wat graag te grazen wilde nemen. Ik zag iets wittigs uit zijn achterlijfspunt komen, geen idee wat dat was, maar waarschijnlijk ook niet vriendelijk bedoeld. Dus besloot ik maar om het diertje niet verder in de stress te helpen en hem met rust te laten.

Hij kroop snel verder richting het water – op naar een nieuw bestaan.

De Blauwe Glazenmaker – de ultieme jager

Vanmiddag heb ik een tijdje staan kijken naar het gedrag van deze Blauwe Glazenmaker (Aeshna cyanea). Volwassen libellen kunnen meer dan de gemiddelde helicopter; stilhangen, rondcirkelen, achteruit vliegen, dat kunnen ze allebei. Maar de libelle kan plotseling enorm versnellen of abrupt van richting veranderen. Dat doet hij zodra hij een vliegend insect ziet. Hij duikt er op af en met zijn krachtige kaken wordt de prooi in de lucht verscheurd.

Het beest was voortdurend op patrouille langs de heg waarop hij hier zit. Hij volgde keurig de vormen van de begroeiing, alsmaar heen en weer vliegend. Een machtig gezicht. Even zag ik een stukje uit de film Apocalypse Now langsflitsen.

Nog even de tip om de Blauwe Glazenmaker makkelijk te kunnen herkennen ? Nou, ten eerste is hij enorm groot; wel 7,5 centimeter. Maar het is ook de enige glazenmaker waarbij de vlekken op de bovenzijde van de laatste achterlijfssegmenten (achteraan dus) met elkaar verbonden zijn. Dat noemen ze ook wel het “lantaarntje”.

Het beestje ging al een tijdje mee; zijn vleugels vertoonden duidelijk slijtage.

Misschien heeft de helicopter dat dan weer als voordeel; die kun je repareren.