
We liepen direct al verkeerd. “Gaan we wel goed?”, vroeg mijn vrouw zich hardop af. Op dezelfde seconde verscheen boven een heg, als een duveltje uit een doosje, het gezicht van een vriendelijke Hardenbergenaar. “Loopt u het Pieterpad? Dan had u honderd meter terug linksaf moeten slaan.”

We kwamen wat verderop een dode arm tegen. Van de Vecht dan. Dit poeltje heeft er misschien net niet iets mee te maken, maar het was zo’n mooi plaatje.

Rheeze is klein maar fijn, je bent er zo doorheen.

Langzaam maar zeker begint het er weer op te lijken, dit is een prachtige etappe met veel natuurgebied, of zoals W.C.H. Staring het beschreef; “het onafzienbare groote veld tusschen Ommen en Koevorden, eene onafgebrokene woestenij.”

We hangen nog even boven de stuw in de Vecht en als je goed kijkt dan zie je de fotograaf zelf in het water weerspiegelen. Voor vissen is de stuw niet te nemen, dus is er een vistrap aangelegd. Een hoogteverschil van maximaal 15 centimeter per trap en een stroomsnelheid van minder dan 1 meter per seconde levert voor geen enkele vis problemen op.

Nog even gekeken of ik de beloofde Winde, Paling, Snoek, Rivierprik, Regenboogforel, Snoekbaars of Zeelt zag. Je raadt het waarschijnlijk al.

Wel kwamen we nog een vrouwtje van de Grote Bonte Specht (Dendrocopos major) tegen. Rood kontje, maar geen rood op het kopje, kan niet missen.

Het einde leek op het begin, we waren lichtelijk van de route afgeraakt. Deze zandverstuiving zou dus wel eens de zogenaamde Sahara kunnen zijn.
In drie dagen 61 kilometer verder.
Recente reacties