“Zand, zand, zand, drie dagen lang alleen maar zand”, dacht Roeland. Hij deed zijn rugzakje af en ging zitten. Het zweet parelde langs zijn voorhoofd. Zijn blonde haren waren door de zon wit gebleekt. Met zijn helder blauwe ogen zocht hij de omgeving af. Even dacht hij dat de Kalahari kreunde. De hitte is zo verschrikkelijk dat zelfs een woestijn niet meer weet waar hij het moet zoeken, fluisterde hij zachtjes. De lucht trilde boven de zandduinen, nergens schaduw, nergens een geluid. Hoewel? In de verte, vanuit een duinpan, klonk een zacht gezoem, alsof iemand met een naaimachine een lapje stof aan het omtoveren was tot een mooie broek. Alleen was het dan wel een naaimachine op wieltjes, want het geluid kwam snel dichterbij. Roeland stond op. Boven op het zandduin verscheen een fiets, gemaakt van hout en een klein motortje dat hij nog nooit eerder had gezien. Het achterwiel was zo breed dat de fiets niet kon omvallen of wegzakken in het zand. Op de fiets zat een bruin jongetje, met een enorme bos kroeshaar en zwarte glimoogjes. Om zijn nek hingen tientallen kettingen, met felgekleurde houten kralen. Het jongetje keek verbaasd naar het kleine blonde kereltje beneden hem in het zand. “Hoe kom jij hier nu terecht ?”, vroeg hij. “Je zit een heel eind van het groene land vandaan”. “Ik ben komen lopen”, antwoordde Roeland, alsof het niets bijzonders was. “Ik wandel de wereld rond”. Het bruine jongetje bekeek Roeland eens goed. Zou dit onder het stof zittende witmannetje, met zijn kaki tuinbroek en zijn rode rugzakje de wereld rond kunnen lopen? Zou hij het eigenlijk wel halen naar de andere kant van de woestijn? Dat was nog zeker vijf keer zo ver, terwijl hij er nu al wat troosteloos en vermoeid bijstond. “Wil je bij mijn volk misschien een paar dagen bijkomen van al dat geloop?” vroeg hij gastvrij. “Ja graag”, antwoordde Roeland en stelde zich voor. “Mijn naam is stofwolk”, antwoordde het bruine jongetje, “omdat ik op mijn fiets altijd stofwolken veroorzaak.” “Wat een leuke naam”, zei Roeland. Ze keken elkaar aan. Allebei moesten ze glimlachen. Stofwolk wees naar de plaats achterop zijn houten fiets. Roeland ging zitten en wist dat hij er weer een vriend bij had.
Recente reacties